Foto REEKS IMPACT: "Onderzoek is een leerproces, ook voor ervaren onderzoekers"

'Onderzoek is een leerproces, ook voor ervaren onderzoekers.'

O

'Onderzoek is een leerproces, ook voor ervaren onderzoekers.'

REEKS IMPACT: Els Van Mechelen, Health and Water Technology

In de derde aflevering van de reeks IMPACT gaat de aandacht naar het onderzoekscentrum Health and Water Technology. We spreken daarover met coördinator Els Van Mechelen. Haar vakgebied is geen eenvoudige materie. Maar door de gepassioneerde manier waarop ze erover vertelt, slaagt ze er moeiteloos in om een volslagen leek warm te krijgen voor de wereld van de micro-organismen. Els ziet met de oprichting van Health and Water Technology tot haar genoegen verwante technologieën die een heel lange periode los van elkaar ontwikkeld werden, opnieuw onder eenzelfde noemer samenwerken. “Het voelt een beetje als thuiskomen”, zo vat ze het zelf samen.

 

Je coördineert het onderzoekscentrum Health and Water Technology. Hebben gezondheid en water dan zoveel gemeen dat ze in een zelfde expertisegroep thuishoren?

Els: “Om ons onderzoekscentrum beter te kunnen plaatsen: een stukje HOGENT-geschiedenis.  In het vroegere CTL aan de Voskenslaan gebeurden de bacheloropleidingen chemie en biomedische laboratoriumtechnologie samen. Later, in 1995, tijdens het fusieproces dat uiteindelijk tot de huidige HOGENT geleid heeft, werden de klinische laboranten toegevoegd aan de opleiding verpleegkunde op de campus Vesalius. De zogenaamde ‘echte’ chemie – waaronder biochemie, petrochemie, milieutechnologieën  – bleef aan de Voskenslaan. Zo ontstonden er twee onderzoeksclusters, één rond gezondheid en één rond water en andere toepassingen, die zich los van elkaar ontwikkelden, maar wel met gebruik van dezelfde technologie.

Alle leden van ons team zijn opgeleid om de typische methoden van biochemische technologie toe te passen in praktijkgericht onderzoek. We delen de expertise in micro-organismen en chemie, maar elk in een eigen onderzoeksgebied.

Het ‘health-deel’ van het team zet die technologie in om bij te dragen aan de verbetering van diagnostische labtesten om zo ziekten sneller op te sporen en soms ook om bij te dragen aan de ontwikkeling van nieuwe therapieën. Labtesten voor de opsporing van ziekten mag je ruim zien: opsporen van infecties door virussen, bacteriën, gisten, maar ook kankercellen. Voor de ontwikkeling van deze testen zetten we vooral DNA-technologie in.

Het onderzoekscentrum is dus zoals twee keukens waar je in de ene keuken gerechten met vis maakt en in de andere keuken gerechten met vlees bereidt en dit met voor een groot deel gelijkaardige toestellen. Het is nu alsof we elkaar terug gevonden hebben na 25 jaar gescheiden zijn. Het voelt een beetje als opnieuw thuiskomen.”

Wat is voor die ‘twee keukens’ het concrete voordeel van samen in een zelfde onderzoeksentiteit een plaats te krijgen?

Els: “Dat is zonder enige twijfel het potentieel om elkaars technieken te kunnen toepassen in het eigen onderzoeksgebied. Door technieken in een andere context te introduceren, creëer je innovatie en breng je elkaar sneller op een niveau dat je apart niet zou bereikt hebben. Neem bijvoorbeeld fagen ( dat zijn een soort virussen, zie kaderstuk): we doen daar onderzoek naar in de context van gezondheidszorg, waar we nagaan hoe ze efficiënt kunnen worden ingezet tegen de bestrijding van resistente bacteriën. Maar fagen kunnen ook een rol spelen in waterzuiveringstechnieken. Om schadelijke stoffen in water af te breken, heb je immers micro-organismen nodig. Maar dikwijls bevat het water daarvoor niet de juiste micro-organismen. Fagen kunnen dan worden ingezet om die ‘foute’ micro-organismen op te sporen en weg te krijgen.

Door tot hetzelfde onderzoekscentrum te behoren, zal een dergelijke uitwisseling van mogelijke alternatieve toepassingen sneller onderzocht worden.”

Nu we het over waterzuivering hebben: hoe staat het daarmee? Is er op dat vlak veel (technologische) evolutie?

Els: “Er wordt op veel vlakken onderzoek verricht naar waterzuivering en er zijn veel betrokken actoren, zoals de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM), VITO, ILVO (instituut voor landbouw, visserij en voedingsonderzoek), de drie Vlaamse universiteiten, om er maar enkele te noemen. Er is dan ook een systeemaanpak nodig waarbij al die actoren nauw samenwerken: het uitsluiten van vervuilingen aan de bron en het zuiveren van vervuild afvalwater vooraleer het geloosd wordt in de rivieren is de beste garantie op duurzaam en betaalbaar water.

Daarbij is er technologische innovatie mogelijk op verschillende vlakken. De onderzoekers van het  ‘water gedeelte’ brengen de biodiversiteit van rivieren en waterlopen in kaart op basis van DNA-technologie. Daarnaast doen zij onderzoek naar de manieren waarop afvalwater energiezuiniger gezuiverd kan worden. Tot slot bestuderen ze eveneens hoe men micro-organismen kan inzetten voor het maken van biomassa uit afvalwater, een mooi voorbeeld van circulaire economie (zie ook kaderstuk, nvdr). We werken in dat verband een dienstverlening uit met een ‘moving lab’: een rijdend lab dat watermetingen ‘on the spot’ mogelijk maakt. Zo kunnen we sneller en betrouwbaarder analyses doen en verder inzicht verwerven in het verbeteren en energiezuiniger maken van waterzuivering. Die aanwezigheid in het veld, ook letterlijk, vinden we belangrijk en helpt om impact te realiseren.”

Het woord is gevallen: impact. Welke maatschappelijke impact hoop je vanuit het onderzoekscentrum te kunnen realiseren? En hoe zie je je eigen rol daarin?

Els: “Uiteraard is er in eerste instantie het bredere kader van de Sustainable Development Goals (SDG’s) die de dienst onderzoek als kader aanreikt. Zelf wil ik als coördinator vanuit dat kader bottom-up werken, blijven peilen waar we als groep voor willen gaan en zorgen voor een beleid waar ieder zich gewaardeerd voelt en uitgedaagd wordt om te groeien.

Daarbij vind ik het essentieel om mee te blijven denken vanuit een breed netwerk waar ook de universiteiten, overheid en bedrijfspartners deel van uitmaken. We moeten streven naar synergieën met die partners en ervoor zorgen dat we niet naast elkaar werken.

Voorts is, om concrete impact mogelijk te maken, maatwerk belangrijk: als een lokale serreteler advies vraagt over de lozing van zijn afvalwater, kan dat net zo goed de basis van een onderzoeksproject zijn als een onderzoeksvraag van de Vlaamse overheid.

We willen ook ons netwerk in het buitenland uitbouwen om daar eveneens impact te zien op waterzuivering en medische diagnostiek. We hebben op dit ogenblik al ontwikkelingsprojecten in Ecuador en  Oeganda waar we de expertise op vlak van chemie en watertechnologie inzetten in samenwerking met plaatselijke universiteiten.

En uiteraard mogen we, als we het over impact hebben, ook onze studenten niet vergeten. Hen leiden we op tot onderzoekers die hopelijk, als ze afgestudeerd zijn, met passie voor hun vak HOGENT verlaten en met die passie elders het verschil kunnen maken.”

Hoe maak je van je studenten gepassioneerde onderzoekers?

Els: “Onderzoek verrichten samen met hen zal daar zeker toe bijdragen. Eigenlijk stel je je als onderzoeker kwetsbaar op: je gaat, soms samen met de studenten, op zoek naar een oplossing, maar je weet dat er een kans bestaat dat je faalt. Falen hoort nu eenmaal bij ons type onderzoek. En gelukkig maar, want successen zijn natuurlijk leuk, maar het is pas echt interessant als een experiment fout loopt. Dat stimuleert om verder te onderzoeken, alternatieven uit te denken en dus bij te leren. Dat vind ik een zeer belangrijke boodschap om aan de studenten mee te geven: onderzoek is een leerproces, ook voor ervaren onderzoekers. Als niet alleen de successen, maar ook het leerproces zelf hen motiveert, zit het goed.”

Je legt hiermee ook zeer expliciet de link tussen onderzoek en onderwijs.

Els: “Dat lijkt me vanzelfsprekend. Overigens verwijs ik daarbij niet alleen naar de opleidingen chemie en biomedische laboratoriumtechnologie. Ook de opleiding verpleegkunde heeft uiteraard een link met het ‘health’-gedeelte van ons onderzoekcentrum, onder meer via het onderzoek dat we doen naar de zogenaamde preanalytische fase – dat is alles wat te maken heeft met het nemen van stalen. Dat is een essentieel onderdeel in het onderzoeksproces dat doorgaans in handen ligt van verpleegkundigen.

We zoeken uit welke aspecten de samenwerking  op de werkvloer tussen verpleegkunde en medische labs kunnen verbeteren. Dit onderzoek gebeurt in samenwerking met het AZ Jan Palfijn. Daarnaast willen we onderzoeken wat de perceptie is van hulpverleners op vlak van nieuwe therapieën, zoals bijvoorbeeld de al aangehaalde faagtherapie, en welke factoren deze perceptie en houding beïnvloeden. Ook dat biedt kansen voor het uitbouwen van de nexus onderwijs-onderzoek.

Overigens stellen we vast dat er ook bij verpleegkundigen interesse bestaat voor specifieke processen waarbij het lab betrokken is, zoals bijvoorbeeld de staalname. Momenteel zijn we bezig met de ontwikkeling van een keuze-opleidingsonderdeel waar zowel studenten biomedische laboratoriumtechnologie als studenten verpleegkunde in dialoog casussen oplossen en ziekenhuisbezoeken uitvoeren. Eens in het werkveld zal deze kennis en dit inzicht in elkaars complementaire domeinen een meerwaarde betekenen.”

Els van mechelen

“We mogen, als we het over impact hebben, onze studenten niet vergeten. Hen leiden we op tot onderzoekers die hopelijk, als ze afgestudeerd zijn, met passie voor hun vak elders het verschil kunnen maken”
Els Van Mechelen (onderzoekscoördinator Health and Water Technology)

Onderzoek micro-organismen: groot zijn in iets kleins

Onderzoekers binnen Health and Water Technology bouwden een sterke reputatie op inzake onderzoek naar micro-organismen. Dat leidde er onder meer toe dat het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) van de associatie AUGent, dat inzet op de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek, recent aankondigde een onderzoek naar faagtherapie te zullen steunen. Eerder had datzelfde onderzoeksfonds het onderzoeksproject Altevas mee gefinancierd, dat zich concentreert op algentechnologie voor waterzuivering in de glastuinbouw. We belichten beide onderzoeksprojecten.
 

Faagtherapie

Bij de bestrijding van schadelijke bacteriën kan faagtherapie een belangrijk rol spelen: een faag is een soort virus die een bacterie kan binnendringen en uitschakelen. Tot nog toe vormen antibiotica de courante bestrijdingsvorm tegen bacteriële ziekte. Maar sommige bacteriën worden steeds minder gevoelig voor antibiotica. Daardoor zijn ze moeilijk te bestrijden en dus gevaarlijk. Faagtherapie is een veelbelovende oplossing om die resistente bacteriën te lijf te gaan. Een patiënt wordt dan opzettelijk besmet met fagen die specifieke bacteriën infecteren en doden. Een moeilijkheid bij faagtherapie is dat het geen brede werking heeft zoals antibiotica, legt Els Van Mechelen uit: “Eenzelfde antibioticum werkt tegen verschillende soorten van schadelijke bacteriën. Bij fagen moet je precies weten welke soort faag geschikt is voor welke soort bacteriën. Dat maakt faagtherapie complexer. Binnen het IOF-project Phage Monitoring Device van het onderzoekscentrum Health and Water Technology ontwikkelt men momenteel een toestel om de werking en het aantal fagen automatisch te bepalen. Dit is een cruciale stap naar een betere, praktisch inzetbare behandeling van patiënten met faagtherapie. De onderzoekers werkten daarvoor samen met o.a. het Militair Hospitaal in Nederoverheembeek en het Bacteriology Research laboratorium van UGent.
 

Altevas

Altevas staat voor ALgenTEchnologie voor de VALorisatie van Spuistromen. Doel van dit project is om met de algentechnologie op een economisch haalbare manier spuiwater uit de glastuinbouw te zuiveren (spuiwater is een specifieke vorm van afvalwater waarmee de lucht in stallen en serres wordt ‘gewassen’ om schadelijke stoffen zoals ammoniak te verwijderen). Dit doet men in dit project op basis van microalgen gecombineerd met fysio-chemische technieken. Het project loopt eind maart af. “Dit project is een mooi voorbeeld van hoe je, door micro-organismen toe te voegen, water kan zuiveren”, zegt Els Van Mechelen. “Er zijn zuiveringsprocessen mogelijk met verschillende soorten micro-organismen. Die kunnen zelfs meer doen dan louter zuivering. Zo kunnen micro-organismen die aan afvalwater worden toegevoegd en zich erin vermenigvuldigen, stikstof uit het water halen door het om te zetten. Of je kan via micro-organismen biomassa produceren uit afvalwater. Zo zetten ze afvalwater dus om in een nuttig product, wat een mooi voorbeeld is van circulaire economie.”

Publicatiedatum: 24/02/2021