De taskforce Bouwshift heeft haar expertenadvies overhandigd aan de minister Zuhal Demir. Twee onderzoekers van het DRUM onderzoekscentrum, Mieke Paelinck en Peter Lacoere traden op als penhouder, naast Hans Tindemans (VRP) en Jan Bouckaert (Stibbe). HOGENT leverde specifiek een bijdrage aan de data-uitwerking van de bouwshift, het uitzetten van een strategie tot vrijwaring van de open ruimte en de financiële simulatie van een aantal compensatiescenario's bij herbestemming van gronden.
Het expertenrapport bevat een voorstel tot uitvoering van de bouwshift tot 2040 aan de hand van een strategie, actieprogramma, juridische analyse en budgettaire doorrekening van een aantal opties. Voor het eerst werd de bouwshift in detail uitgewerkt voor de 2 sporen die moeten bewandeld worden: enerzijds de vrijwaring van de open ruimte en anderzijds de versterking van de kernen. De bouwshift en het eraan gekoppelde dossier van het Instrumentendecreet, was de voorbije jaren voer voor debat tussen maatschappelijke actoren en politici. De taskforce is aan de slag gegaan met de uiteenlopende standpunten hierover en heeft een evenwichtige aanpak uitgewerkt rekening houdend met juridische, planologische en financiële mogelijkheden en beperkingen.
Momenteel kent Vlaanderen zowel kerninbreiding als inname van open ruimte. De voorbije jaren zijn al heel wat inspanningen gebeurd rond kernversterking en inbreiding, maar helaas komt er ook nog steeds ruimtebeslag bij ten koste van landbouwgronden en natuur. De kernversterking willen we verder versnellen, de inname van open ruimte moeten we afremmen en tegen 2040 stopzetten. Door geleidelijk alle ontwikkelingen te oriënteren naar het hergebruik van reeds ingenomen gronden en gebouwen, kan de bouwshift gerealiseerd worden zoals blijkt uit het rapport.
De bouwshift is geen radicale koerswijziging maar een zeer geleidelijke verschuiving van de ruimtelijke ontwikkelingen: reeds 80% van de woningbouw heeft nu al plaats op reeds ingenomen terreinen, het is de bedoeling dat geleidelijk ook de resterende 20% verschuift naar hergebruik van gronden. Het rapport van de taskforce schuift verschillende opties naar voor om te komen tot een maatschappelijk haalbaar en betaalbaar systeem waarin een billijk evenwicht kan gevonden worden tussen private, publieke en maatschappelijke belangen. Aan de ene zijde zal ondersteuning van kernversterkende projecten nodig zijn vanuit de overheid, aan de andere zijde zullen slechtgelegen gronden die nog in landbouwgebruik of natuurlijke staat zijn, gevrijwaard moeten worden (geraamd op 30.000 ha aan niet-gerealiseerde gronden). De kernversterking en de vrijwaring van open ruimte is belangrijk in functie van de uitvoering van het Vlaams Energie- en Klimaatplan en de Europese doelstellingen met betrekking tot klimaat, water, biodiversiteit, voedsel, … Concreet verwijzen we ook naar de recente ‘Bodemstrategie voor 2030’ dat op 17 november door de Europese Commissie werd goedgekeurd. Met de bouwshift geeft Vlaanderen al concrete uitvoering aan de Europese bodemstrategie.
Spaarzamer omspringen met open ruimte is van primordiaal belang in de uitvoering van de bouwshift. Op basis van de Vlaamse gegevens stelt de taskforce vast dat meer dan de helft van het nieuwe ruimtebeslag in landbouwgebieden plaatsvindt, waarvan een groot deel zonevreemde uitbreidingen zijn. Niet zozeer het bestaande zonevreemde gebruik moet naar aanleiding van de bouwshift in vraag gesteld worden, maar wel de zonevreemde uitbreidingen ten koste van landbouw- en natuurgronden moeten een halt worden toegeroepen. Hierin ziet de taskforce een quick win om de eerste BRV-mijlpaal tegen 2025 te realiseren en naar een ruimtebeslag van 3 ha per dag te evolueren. Dit zonder financiële gevolgen voor de overheid.
Daarna is een geleidelijke inspanning over alle sectoren heen – landbouw, woningbouw, economische ontwikkeling, publieke voorzieningen – nodig om het punt van ruimteneutraliteit tegen 2040 te bereiken. Uiteraard zullen bepaalde ontwikkelingen op nieuwe gronden niet te vermijden zijn, niet in het minst bij de economische gebieden en de havengebieden. Specifiek voor de economische sector zal een oplossing van ruimtelijke verevening nodig zijn door elders in Vlaanderen aan ontharding en landschapsherstel te doen en dezelfde oppervlakte aan gronden terug in landbouw- of natuurgebruik te brengen. De doelstelling van de bouwshift is immers geen stilstand maar een netto neutrale situatie tegen 2040.
In een eerste fase wordt voorgesteld om grotere, kwetsbare en waardevolle gebieden te bevriezen en te neutraliseren: het gaat om circa 11.000 ha aan gronden (van de 30.000 ha) die ofwel overstromingsgevoelig zijn, habitatwaarde hebben, bos of wetlands zijn, hoge koolstofopvang hebben of erfgoedlandschap zijn en omwille van bestemmingsdruk dreigen te verdwijnen. Verder is het ook aangewezen dat de Vlaamse regering doorgaat met de bevriezing van de woonuitbreidingsgebieden, zoals reeds besloten. Slechts 2% van de woonuitbreidingsgebieden blijkt immers goed gelegen te zijn voor het kernversterkend beleid. Het is ook mogelijk dat de evaluatie van de overstromingsgevoeligheid aan herziening toe is na de watersnood van afgelopen juli en afgelopen week.
Dat dit alles geld zal kosten staat buiten kijf. Zoals uit het rapport blijkt, is een politieke afweging nodig hoe hoog die factuur kan zijn voor de overheid. Daarbij zal een evenwicht moeten gevonden worden tussen de billijke vergoeding van grondeigenaars en de betaalbaarheid ervan voor de overheid en de belastingbetaler. In geen geval mag de keuze van vergoedingsstelsel het algemeen belang van het ruimtelijk beleid verlammen of tenietdoen. De taskforce schuift enkele opties tot compensatie naar voor om tot een evenwichtige keuze van billijke vergoeding te komen, met telkens een financiële doorrekening per optie. De financiële impact van deze opties is zeer uiteenlopend voor de overheid. Zoals onze buurlanden aantonen is immers een stelsel van non-compensatie, beperkte compensatie tot zeer hoge compensatie mogelijk afhankelijk van waar de politieke voorkeur naar uitgaat. Daarom stelt de taskforce voor dat er interbestuurlijk overleg gehouden wordt over het geheel van het compensatiestelsel en de kostenverdeling. De gemaakte financiële simulaties kunnen dit overleg en de politieke besluitvorming ondersteunen.
Naast de vergoeding van grondeigenaars, zullen ook investeringen nodig zijn tot ontharding, bescherming van bossen en wetlands en landschapsherstel. Aankoopprogramma's zoals deze van het PAS-programma door VLM worden best opgeschaald want hierdoor worden ruimtelijke conflicten weggewerkt en wordt werk gemaakt van de ontharding van het buitengebied (voorzien op -20% tegen 2050 in het BRV). Op lokaal niveau blijven publieke investeringen nodig tot versterking van de kernen door middel van bijkomende voorzieningen die mee-evolueren volgens de toename aan wooneenheden, handelsaanbod en ondernemingen. Deze investeringen zullen heel wat maatschappelijke baten opleveren, en ook onnodige herstelkosten en ruimtelijke conflicten vermijden.
De watersnood, het stikstofdossier, inplanting van windmolens, de koolstofemissie… maken steeds duidelijker dat we in Vlaanderen op ruimtelijke en milieumatige grenzen stuiten waarmee rekening moet gehouden worden, willen we voorkomen dat onze regio zichzelf economisch en ecologisch vastrijdt. Vlaanderen heeft daarom nood aan de ruimtelijke transitie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen volgens een geleidelijk en gefaseerd parcours. Het voorstel van de taskforce kan gezien worden als een eerste blauwdruk van dit parcours. Met dit expertenrapport is het werk uiteraard niet af. We hopen dat het beleidsadvies wel een vruchtbare bodem is om tot politieke beslissingen over de bouwshift te komen.